‘Althans dat was mijn ervaring in het uitgaansleven van de 80’er jaren’, herinnert Simon Haringa zich. ‘Er werd meestal smalend gereageerd als ik naar huis ging om naar Studio Sport te kijken. Ik snapte niets van die opmerkingen want van jongs af aan was ik een enthousiast sporter: zwemmen, schaatsen en met name volleyballen.’
Coverfoto en foto onder: Gay Games Vancouver 1990: de Nederlandse afvaardiging
‘In 1979 ben ik van uit Leeuwarden in Amsterdam gaan wonen en even waren er belangrijkere zaken dan sport. Dat duurde niet lang maar ik vond geen club waar ik me thuis voelde. Ik had daarom al vaak laten vallen dat ik graag met andere homo’s zou willen volleyballen. Maar waar vind je die?
‘Rond 1986 werd ik getipt door iemand die vertelde dat er in Zocherstraat werd gesport door homo’s: basketbal en volleybal. Eindelijk…. ze waren er dus wel! Er waren zelfs een aantal die net als ik serieus competitie wilden spelen.
‘Deze wens betekende het ontstaan van twee homovolleybalclubs. De recreatieve Volleydots en het competitieve Netzo. Groot was mijn genoegen toen veel hetero tegenstanders ontdekten dat die homo’s geen watjes waren. Er zaten drie jongens bij van bijna twee meter. Wij wonnen vaak. Letterlijk en figuurlijk werden er een aantal vooroordelen weggeslagen.
‘Ik had in de Gay Krant gelezen dat twee sporters (Erik Rollenberg hoogspringen en Chris… [achternaam onbekend] voetballen) hadden meegedaan aan de Gay Olympics in San Francisco. Om zoiets ook met onze teams te doen, leek mij fantastisch en ik heb dit ter sprake gebracht!
‘John Avis, onze voorzitter was aanvankelijk negatief: daar was bij Netzo geen interesse voor. Ik was het niet met hem eens. Toch ging hij in op de oproep van de Gay Krant om te vergaderen over het vormen van een sportploeg voor de Gay Games (1990) in Vancouver. Dit lukte en in Vancouver bleek dat ik helemaal niet de ‘enige’ homo was die van sport hield. Het hele gebeuren, maar vooral de opening was overweldigend.’
Tekst loopt door onder afbeelding
‘Acht jaar later zat ik weer bij de opening van de Gay Games in mijn eigen stad Amsterdam. Wat een feest! Toen wij uit Canada terug kwamen met enthousiaste verhalen werd er in het uitgaansleven nog steeds schouderophalend op gereageerd. Toch was er een zaadje gepland. De groep sporters die in 1994 naar New York ging, was aanzienlijk groter en er werden steeds meer gay sportclubs opgericht. Na een stroeve start, kwam er plotseling ook een ommekeer in Amsterdam. De stad werd enthousiast en opeens wilde ‘iedereen’ (ook de kroegtypes) er bij betrokken zijn.’
Tekst loopt door onder afbeelding
‘Ikzelf heb niet veel kunnen feesten. Als mede organisator van het volleybaltoernooi was het rennen, vliegen, draven. De uitreiking van de prijzen was vlak voor de sluitingsceremonie. Olympische topvolleyballers Olof van der Meulen en Jan Posthuma gingen de prijzen uitreiken. Ze stonden er een beetje onwennig bij, maar toen ze opeens een Amerikaanse speler ontdekten waar ze ooit tegen gespeeld hadden bij Olympische pre- toernooien was het ijs gebroken.
‘Voor mij betekende dat moment de vervulling van een grote wens. Heel Nederland was er getuige van geweest dat homo’s wel van sport hielden. Om naar te kijken maar met name om te doen. Seksuele voorkeur had/ heeft niks te maken met houden van bewegen op recreatief niveau of op topniveau!’
‘Ik ben nu al jaren lid van Smashing Pink, de gay tennisclub van Amsterdam. We zijn ‘gewoon’ een van de vele clubs en al heel lang geen bezienswaardigheid meer. Als homosporter heb je tegenwoordig een keus: een reguliere vereniging of bij een homoclub? Homosport kan, maar hoeft niet. Ik ben blij dat ik een steentje heb kunnen bijdragen aan de ontwikkeling en acceptatie van homosport.’