Op 29 oktober 2021 werd het boek Homosportclubs in Nederland 1980 – 2020 gepresenteerd. Geschreven door Agnes Elling, voormalig topatlete en onderzoeker bij het Mulier Instituut en enkele collega sportonderzoekers. Met anderen richtte Agnes destijds Dutch Gay and Lesbian Athletics (DGLA) op, waarvan ook Charlot Pierik, Movisie-expert lhbti+-beleid, lid werd. Paul van Yperen sprak hen over hoe het nu gaat met al die lhbti-sportclubs die zo’n 25 jaar geleden ontstonden. En stelde nog één keer de vraag of al die clubs met kleurrijke namen als Netzo, De potige dames en Waterproof wel goed zijn voor de integratie.
Coverfoto: Foto van Charlot Pierik en Agnes Elling, gemaakt door MacSiers Imaging 2021
Wat was de reden om dit boek te maken?
Agnes Elling: ‘Het was een boek wat eigenlijk niet gemaakt mocht worden vanuit het Mulier Instituut. Het paste tenminste niet in de besteding van overheidsgelden die wij de afgelopen jaren ontvingen via de Alliantie Gelijkspelen. Dan gaat het altijd om acceptatie in de reguliere sport. De eigen lhbti-sportorganisaties zijn altijd een beetje ongemakkelijk onderwerp voor beleidsmakers geweest, dus plannen voor onderzoek daarnaar ketsten steeds af.
‘En toen kwam GUTS (Gay Union Through Sports – voorheen Stichting Homosport Nederland) bij me. Dat leidde de laatste jaren een slapend bestaan en besloot zich op te heffen, maar wilde nog onderzoek laten doen. Ik dacht: ja, graag! Zo’n studie naar de historie en ontwikkeling van de lhbti-sportclubs vond ik heel mooi om te doen.’
Kwam je verrassingen tegen?
Agnes: ‘Het boek geeft een overzicht van al die clubs, die de afgelopen 25, 30 jaar zijn opgericht. Ik ben heel nauw bij die geschiedenis betrokken geweest als medeoprichter van Dutch Gay and Lesbian Athletics (DGLA), sinds kort Rainbow Athletics Amsterdam. Het was daarom heel leuk om terug te gaan, met die mensen te spreken en dat op te schrijven. Heel veel namen kende ik al, maar informelere clubs als wandelclub De potige dames had ik minder in het vizier. Die bestaan ook al heel lang en hebben zo’n 100 leden.
‘De meeste sportclubs bestaan in de grote steden, want op het platteland is het natuurlijk moeilijker voor lhbti+-personen om een sportclub bij elkaar te krijgen. Maar toch verraste het me hoeveel sportclubs er in Amsterdam zijn. De voormalige gay hoofdstad, hoe kan het dat juist daar nog zoveel clubs bestaan? Sterker nog, er zijn daar de laatste jaren verschillende nieuwe clubs ontstaan.
‘In de reguliere sport zie je ook dat veel verenigingen het nu lastig hebben en door de gemeente gedwongen worden om te fuseren. Maar in Amsterdam zie je juist afsplitsingen waardoor er nog meer diversiteit in lhbti-sportclubs ontstaat. Zo is bijvoorbeeld Waterproof afgescheiden van Gay Swim Amsterdam.’
Hoe is deze beweging van onderling sportende gays & lesbians ontstaan?
Agnes: ‘Als aanleiding wordt vaak de Roze Zaterdag van 1981 in Amersfoort gegeven, waarna zelfverdedigingsvereniging Tijgertje werd opgericht. Dat was één initiatief, maar er waren er meerdere. Uiteindelijk is de eerste Gay Games die door Tom Waddell in Noord-Amerika werd georganiseerd, een veel grotere aanjager geweest voor het ontstaan van al die clubs.
‘We hadden hier dan wel geen formele gay getto’s, maar in zekere zin waren ze er wel. Je kon van alles homo- of lesbi-achtigs doen naast uitgaan, bijvoorbeeld naar de homo/lesbische kapper of fietsenmaker. Tijgertje was dus weliswaar de eerste, maar die andere clubs zijn niet allemaal in navolging daarvan ontstaan. Het waren veel eigen initiatieven. In die tijd was er een bredere zelforganisatie van homo’s en lesbo’s, in allerlei vormen, en daar hoorde sport bij.’
Hoe is dat bij jullie atletiekvereniging gegaan?
Agnes: ‘Van oorsprong ben ik een echte baanatleet en in 1996 werd ik door Erik Rollenberg (voormalig Nederlands kampioen hoogspringen) benaderd. Die had een klein groepje en vroeg mij om samen een vereniging op te richten. Ik denk dat ze nog geen vrouw in de groep hadden.’ Lacht. ‘Toen zijn we samen gaan trainen. “Wanneer ben jij er toen bijgekomen, Charlot?”‘
Charlot Pierik: ‘Zo’n anderhalf jaar voor de Gay Games Amsterdam 1998. We kenden elkaar van het volleyballen. Ik zat bij Vlerk – Vlechten los en rennen kreng.’ Iedereen lacht. ‘Dat bestaat nog steeds. Vlerk heb ik in 1993-1994 mede opgericht en ik heb ook in het bestuur gezeten. Er was een hele levendige competitie en natuurlijk waren er allerlei toernooien in binnen- en buitenland. Ik heb me nog hard gemaakt voor een aparte vrouwenpool met een eigen competitie. Die heeft twee jaar bestaan, maar er waren toch te weinig clubjes. In die tijd liep ik al hard en ik had het idee gekregen dat ik tijdens de Gay Games de marathon wilde lopen. Daar moet je anderhalf, twee jaar voor trainen en dat ben ik toen bij DGLA gaan doen.’
Agnes: ‘Ja, ik heb je daar nog over geïnterviewd voor het COC magazine Madam. Daarnaast was ik toen bij het COC actief achter de bar op de wekelijkse, stampvolle vrouwenavonden.’ Lachend: ‘Tijdens de week van de Gay Games had ik een half vrouwenvoetbalteam in mijn kleine huis, ik organiseerde het atletiekprogramma en ik deed zelf mee met onder meer de meerkamp en diverse estafettes.
‘Ik nodigde Nelli Cooman en Ellen van Langen uit om prijzen uit te reiken en dat lukte. We hadden Monique de Wilt die een Nederlands record sprong. En ik organiseerde ook een groot vrouwenfeest in het COC waarbij ik de hele nacht achter de bar stond. Hoe ik dat overleefd heb? Ik was jong en deed ontzettend veel door elkaar. En na afloop ben ik een week helemaal alleen gaan wandelen. Maar ik heb de Gay Games als een hoogtepunt beleefd.’
Het had echt wat dat er zoveel mensen meededen
Agnes: ‘Beneden mij woonde een heel Amsterdams, ouder echtpaar en die gingen dan ’s avonds op de fiets ergens naar de Gay Games kijken. Het had echt wat dat er zoveel mensen meededen. Van tevoren had ik in Het Parool een best wel kritisch stuk geschreven over wat we hiermee dachten te bereiken. Het reproduceert namelijk ook stereotype beelden. Al die lesbische vrouwen die voetballen en die enkele man die voetbalt.’ Terzijde: Hoewel, veel Amerikaanse homo’s voetballen ook, want daar is het juist niet zo’n machosport. ‘Al die sportende lhbti+’ers droegen volgens mij niet echt iets bij aan de homoacceptatie onder hetero’s.’
Hoe kijk je daar nu op terug?
Agnes: ‘Door dat enorme evenement vol sport én cultuur kreeg je gevoel dat de hele stad ‘gay’ was, dat iedereen meedeed. Dat gevoel was ongekend. Als evenement was het ongeëvenaard. Het was ook het evenement waar lesbische vrouwen en homomannen voor het eerst echt samenwerkten.’
Charlot: ‘Toen bekend werd dat de Gay Games naar Nederland zouden komen, is dat het startsein geweest om je in clubs te verenigen en samen te gaan werken. De ontmoetingsfunctie speelde daarbij een rol want er waren ook veel mensen die niet van uitgaan houden.
‘In Nijmegen en later in Utrecht was het bijvoorbeeld minder gewoon dat je alles ‘lesbisch’ deed. Ik volleybalde bij een gemengde lhbti-club en dat was toen voor Utrecht uniek. Behalve lesbisch/homo-bewegen op muziek was er nog niets te doen op dat moment. Pas later werd zwemvereniging Nat Utrecht opgericht. Ik vond het wel leuk om sport onder elkaar te doen, zodat je dingen niet steeds hoeft uit te leggen en alles vanzelfsprekend is. En als je niet van uitgaan houdt, dan was sport natuurlijk een mooie manier om contacten te maken.’
Nog eenmaal de vraag: zijn aparte lhbti-clubs wel goed voor de integratie of is het juist segregatie?
Agnes: ‘Clubs zijn onderling heel verschillend. Sommige clubs doen mee aan de reguliere competitie en zijn daardoor zichtbaar, alleen al door hun clubnaam. Maar in ons boek lees je ook dat het vooral heel belangrijk is voor de emancipatie van mensen zelf. Het is eigenlijk leuk voor iedereen. Sommige lhbti+’ers denken dat het niets bijdraagt, maar dat doet het wel. Zo heb ik het, en ook heel veel anderen, ervaren. Voor je eigen emancipatie en daarmee ook voor de emancipatie in de samenleving is het goed.
‘Maar het blijft ook een feit dat de meeste mensen – zowel onder hetero’s en homo’s – aparte lhbti+-sportclubs zeer eigenaardig en eigenlijk onwenselijk vinden: twee derde van de Nederlandse bevolking en de helft van de homo- en biseksuele mannen en vrouwen in Nederland vindt het onzin dat er aparte sportverenigingen bestaan voor homo’s en lesbo’s.’
Charlot: ‘Persoonlijk vind ik of het integratie of segregatie is niet zo’n interessante discussie. Er zijn heel veel aanleidingen om samen te gaan sporten. Heel vaak zijn sportclubs gewoon subculturen. Je ziet vaak dat bij sportclubs mensen met bepaalde kenmerken samenklitten. Vaak is die club een visitekaartje voor je toekomstige partner. Voor de persoonlijke empowerment van mensen die zich niet thuis voelen bij een reguliere sportclub is het gewoon fijn dat de lhbti-sportclubs er zijn.’
Agnes: ”Anderen’ zien het ook als raar als mensen met een bepaalde etnische achtergrond samen gaan sporten. Met aparte clubjes voor mensen met een beperking of ouderen hebben zij dan minder moeite. Ook beleidsmakers vanuit de overheid en de sport vinden lhbti-sport een beetje gekkig. Maar mensen sporten graag nu eenmaal het liefst samen met wie ze zich thuis voelen.’
Charlot: ‘Onlangs werd ik gevraagd door een journalist of Coming-outdag nog steeds nodig is. Dat vind ik altijd zo’n ingewikkelde vraag. We weten ook al jaren dat het koningshuis bestaat, maar Koningsdag doen we toch ook elk jaar weer. In 1998 kreeg de vrouw die betrokken was bij de Gay Games op tv de vraag: “Moet dat nou, dat apart sporten?” Het antwoord dat zij toen gaf, gebruik ik nog altijd in mijn werk: “Het moet niet, maar het mag wel”. Dan kantel je de vraag. Het mag! Geef dingen de ruimte als mensen daar behoefte aan hebben of dat fijn vinden, maar als homo moet je niet per se in een apart kader sporten.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Agnes: ‘Het is natuurlijk wel goed om steeds een antwoord op die vraag te blijven geven. Veel mensen voelen zich ook thuis binnen de reguliere sport, en zijn vaak ook lid van reguliere clubs. Maar zo’n lhbti-club geeft een andere dimensie aan het samen sporten. Als mensen ouder worden zie je dat ze puur voor hun plezier gaan sporten, dat kan met collega’s, met de buurt maar ook met andere lhbti+’ers.’
Charlot: ‘Een paar jaar geleden ben ik gaan wielrennen bij een reguliere club. Ik vond het toen erg confronterend dat ik zoveel moeite had met al die heterograpjes van die mannen: “Nou, achter deze dame wil ik wel urenlang fietsen”. Dan dacht ik: man, we zijn aan het wielrennen. Ik kon daar slecht tegen en merkte ook dat ik het vervelend vond om steeds uit te moeten leggen dat ik afweek van de norm. Onder andere om die reden ben ik er ook weer mee gestopt. Maar dat vond ik wel confronterend.
‘Heel veel mensen in mijn omgeving denken ongeveer hetzelfde als ik over dingen en maken dit soort grapjes niet, maar er is blijkbaar een hele wereld buiten die bubbel waarin dit soort grapjes nog heel normaal worden gevonden.’
Hoe was de samenwerking van homomannen en lesbische vrouwen bij die sportclubs?
Agnes: ‘Ik werd lid van Netzo in 1989 toen ze net een officiële vereniging waren. Daarvoor was het een groepje dat door mannen was begonnen. Een paar van die homomannen weigerden om vrouwen toe te laten en die discussie heeft bij meerdere clubs gespeeld. Een aantal homomannen riep toen: “Wat een onzin. We sluiten geen vrouwen uit”.
‘Uiteindelijk zijn de meeste clubs homo-lesbisch geworden en ook open voor hetero’s. Maar bij Netzo waren het in de beginperiode ook nog vrij sterk gescheiden werelden. Voor mij was het bij DGLA ook de eerste keer dat ik echt met homomannen samenwerkte. In het bestuur was ik aanvankelijk de enige vrouw.’
Charlot: ‘In die tijd werd in Utrecht ook het aparte vrouwenbestuur van het COC opgeheven. Bij ons stond dat niet ter discussie toen we een volleybalclub oprichtte.’
Agnes: ‘De eerste internationale wedstrijden die de EGLSF, de voorloper van de EuroGames, in Den Haag organiseerde, waren echt wedstrijden voor mannen, niet voor vrouwen. De Gay Games in Amsterdam was het eerste evenement waarbij de verdeling van mannen en vrouwen 50/50 was.’
GUTS stopt. Wordt de belangstelling voor de clubs minder en zo ja, wat zien jullie als oorzaken?
Agnes: ‘Een aantal grote clubs gaat gewoon door, juist in Amsterdam waarvan je zou denken dat het daar minder nodig is. Dat heeft mede te maken met de expats waardoor clubs minder vergrijzen dan in andere steden. Amsterdam is natuurlijk heel internationaal.
‘Daarnaast zie je dat nieuwe initiatieven minder formeel zijn georganiseerd. Er is überhaupt minder (uitgaans)aanbod voor jonge lhbti+’ers dan in het verleden en ook het reguliere verenigingsleven heeft het moeilijk. Al decennia wordt gezegd dat het verenigingsleven verdwijnt, maar dat blijft echt wel doorgaan. Ook lhbti-sport blijft bestaan, in verschillende vormen en minder formele verbanden.’
Charlot: ‘Als je kijkt naar de context van lhbti-emancipatie in Nederland vind ik het interessant hoe Nijmegen nu de EuroGames organiseert. 25 jaar geleden zou het initiatief vooral van een aantal enthousiaste sportmensen zijn gekomen, maar nu doen ook de gemeente en de provincie van begin af aan al met veel enthousiasme mee.
‘Ik denk dat het regenboogbeleid van gemeenten en provincies een heel belangrijke stimulans is om zulke lhbti-sportevenementen hier naartoe te halen. Nu krijgt een organisatie subsidie van de provincie maar is een voorwaarde dat er ook buiten Nijmegen allerlei sub-evenementen plaatsvinden. Door de geïnstitutionaliseerde lhbti-emancipatie is een andere structuur ontstaan, waardoor hier een heel andere situatie is dan in Boedapest of Hong Kong.’
Uit de agressie tegen lhbti-supporters van Feijenoord blijkt dat we er nog niet zijn met de emancipatie. Moeten er meer topsporters naar buiten treden?
Agnes: ‘Er zijn topsporters zat die dat doen, vooral onder vrouwen, maar inderdaad nog weinig homomannen in traditionele mannensporten. Een mooi recent voorbeeld is echter de terloopse wijze waarop atleet Ramsey Angela – zilveren olympisch medaillewinnaar in Tokyo op de 4×400 meter estafette – zijn vriend kuste na terugkomst op Schiphol. De NOS schonk daar verder geen aandacht aan.
‘Maar nog geen profvoetballers. Die actie van de stadions in regenboogkleuren tegen het EK in Hongarije vond ik een rare paradox als je kijkt naar het gedrag in die stadions zelf. In Nederland en in de meeste andere landen zijn geen openlijk homoseksuele voetballers dus doe dan niet alsof het voetbal buiten Hongarije zo geëmancipeerd is.
‘We hebben onderzoek gedaan onder professionele voetballers.’ (Zie factsheet Mulier Instituut.) ‘Dan merk je ook dat de profvoetballers over lhbti zeggen: “Ik vind het prima. Ik heb er echt geen problemen mee. Maar je moet niet verwachten dat we geen mietje meer gaan zeggen, want dat is normaal. Aan die cultuur moet je niet tornen.”
‘De eerste Nederlandse profvoetballer die uit de kast komt moet sterk in zijn schoenen staan. Niet zozeer omdat hij gediscrimineerd wordt, maar eerder nog omdat hij wordt doodgeknuffeld: je wordt hét icoon. Maar je bent wel minder marketable voor het buitenland. En welke profvoetballer wil dat?
‘Maar profvoetballers zijn echt niet homofober dan de rest van Nederland. Die hebben inmiddels ook homo’s in hun familie of kennissenkring. Maar dus niet binnen het voetbal: dat blijft een omgeving waar het niet ‘hoort’. Het is toch wel raar, eigenlijk een schande, dat Nederland in die emancipatie niet voorop loopt.’
Charlot: ‘Ik vond die reacties tijdens het EK op zich hartverwarmend, maar of het nou helpt?’
Agnes: ‘Wil je echt iets in de sport te veranderen dan moet je echt in gesprek gaan, eindeloos lang. En gelukkig gebeurt dat nu, bijvoorbeeld door de John Blankenstein Foundation. En ook diverse bonden, waaronder de voetbalbond, maken nu deel uit van de Alliantie Gelijkspelen en zetten nu stappen richting meer lhbti-inclusie in de sport.’
Charlot: ‘Movisie werkt zo samen in de Alliantie Verandering van Binnenuit. Ik denk dat je ook in de sport de verandering echt van binnenuit moet stimuleren.’
Homosportclubs en Gay Games Amsterdam 1998
Het boek Homosportclubs in Nederland 1980 – 2020 van Agnes Elling, Resie Hoeijmakers, Rens Cremers en Saskia Grootens is te bestellen bij Arko Sports Media.
25 ervaringsverhalen over Gay Games Amsterdam 1998
Gay Games Amsterdam 1998 geldt wereldwijd nog steeds een van de grootste lhbti-evenementen ooit met ruim 3.000 vrijwilligers, ca. 15.000 deelnemers, en in totaal zo’n 250.000 bezoekers.
Paul van Yperen, destijds woordvoerder van Gay Games, zoekt zijn oud-collega’s, deelnemers en bezoekers op om hun verhalen over die mijlpaal vast te leggen en vraagt steeds aan twee jonge Movisie-experts, Hanneke Felten en Simon Timmerman, wat we nu van hun ervaringen kunnen leren. Bij elk verhaal vind je foto’s van toen van Marian Bakker en van nu van MacSiers Imaging.
Het verhaal van Agnes en Charlot verscheen eerder op 9 oktober 2021 op Movisie.nl